PE-punten
- 3 NOvA
Vormverzuimen hebben vanaf het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw een grotere betekenis gekregen binnen het Nederlandse strafprocesrecht. Vanaf die tijd is er namelijk begonnen met de sanctionering van vormverzuimen. De toepassing van sancties, zoals vastgelegd in de Wet vormverzuimen, heeft in de praktijk geregeld voor publieke ophef gezorgd. In enkele gevallen is het voorgekomen dat het Openbaar Ministerie wegens zeer ernstige vormverzuimen niet ontvankelijk is verklaard en dat een verdachte op vrije voeten is gekomen. Het komt nog steeds voor dat de rechter komt tot bewijsuitsluiting wegens vormverzuim en dat er onvoldoende bewijs overblijft om een verdachte te veroordelen.
Behalve dat het een spraakmakend onderwerp is, geldt dat dit leerstuk vooral relevant is voor de advocaat omdat hij met zijn kennis over sancties op vormverzuimen de kans op een zo gunstig mogelijk resultaat voor zijn cliënt kan vergroten. Verweren met betrekking tot al dan niet begane vormverzuimen worden om die reden dan ook te pas en te onpas gevoerd. De Hoge Raad is echter veeleisend en slechts verweren die aansluiting vinden bij de huidige wetgeving en jurisprudentie zullen logischerwijs kans van slagen hebben.
Deze cursus is opgedeeld in twee blokken:
- Blok A De Wet vormverzuimen
- Blok B Sanctiecriteria
In Blok A wordt ingegaan op de Wet vormverzuimen. In Blok B komen de volgende sancties aan de orde: de niet-ontvankelijkverklaring van het OM, bewijsuitsluiting en strafvermindering. Hierbij wordt de jurisprudentie behandeld waarin is bepaald wanneer welke sanctie in aanmerking komt.
Leerdoelen
Na afloop van deze juridische nascholing:
- weet u wanneer art. 359a Sv van toepassing is;
- kent u de verschillende sancties en kunt u bepalen welke sanctie past bij het vormverzuim dat in het voorbereidend opsporingsonderzoek ten aanzien van uw cliënt heeft plaatsgevonden;
- kent u de verschillende jurisprudentie waarmee u de slagingskans van uw verweer kunt inschatten.